Vous êtes ici : Accueil > Vereniging > Historiek > Biografie Jules Bordet
Par : jcontent
Publié : 11 september 2011

Biografie Jules Bordet

 

JULES BORDET 1870-1961
 
Jules BORDET, eerste direc­teur van het Instituut Pas­teur van Bra­bant werd geboren te Soig­nies op 13 juni 1870. Na zijn mid­del­bare studies aan het Athe­neum van Brus­sel stu­deer­de hij aan de "Uni­versité Libre de Bruxel­les", waar hij in 1892 zijn dokters­titel be­haalde.
 
Als laureaat van een Rege­rings­wedstrijd be­kwam hij een reis­beurs die hem in 1894 de gelegen­heid gaf om in het labo­rato­rium van Elie Met­chnik­off in het Instituut Pas­teur van Parijs te gaan wer­ken. Die had voor­al be­kend­heid verwor­ven door zijn ont­dekking van de "fago­cy­tose", een verdedi­gings­me­chanis­me tegen infec­ties waarbij de witte bloedcellen de micro­ben die ons lichaam bin­nendrin­gen opnemen en doden. Met deze ont­dek­king leg­de Met­chnikoff de grond­slag voor de cellu­laire im­mu­niteit. Bordet zal van zijn kant de basis leggen van de hu­mora­le immu­ni­teit: het verde­di­g­ings­me­chanis­me waar­mee ons orga­nisme zich verde­digt door mid­del van stof­fen die van nature in ons bloed­se­rum aan­we­zig zijn of die wij bij het bin­nen­dringen van micro­ben of vree­mde sub­stanties zelf aanma­ken.
 
Toen Bordet in het labora­tori­um van Metchn­ikoff zijn intrede deed, had Pfeiffer, een Duits geleer­de, zopas ont­dekt dat het serum van een tegen chole­ra ge­vac­ci­neerde cavia in staat bleek de chole­raba­cil in de buikholte van een niet-gevac­ci­neerde cavia te doden. Wan­neer echter deze proef in een rea­geer­buisje werd her­haald, me­rkte Bor­det op dat het serum van de gevacci­neer­de cavia de cholera­mi­cro­ben niet doodt, maar de micro­ben wel doet samen­klonte­ren (agglu­ti­natie). Uit­gaande van deze waar­ne­ming toonde Bor­det, in een reeks eenvou­dige maar beslis­sen­de proe­ven, aan dat het dierlijk orga­nisme reageert op het binnen­drin­gen van micro­ben, cellen of vreemde sub­stan­ties, door bepaal­de molecu­len aan te maken, antili­cha­men ge­noe­md, die zich op de vreem­de indrin­gers kun­nen vast­zet­ten en ze gevoe­lig maken voor een sub­stan­tie die vooraf in het bloedse­rum aan­wezig is: het com­ple­ment. Het comple­ment bezit uitein­delijk de ei­gen­schap om deze v­reem­de indrin­gers te do­den. Micro­ben, cel­len of schei­kun­dige bestand­delen die de produc­tie van antilicha­men kun­nen op gang bren­gen wor­den antige­nen ge­no­emd­. De humo­ra­le im­muni­teit is dus geba­seerd op de eigen­schap die een le­vend orga­nisme bezit om spe­ci­fieke antili­cha­men tegen vreemde antige­nen aan te maken. Deze antili­cha­men zetten zich vast op de anti­ge­nen en maken deze ge­voelig voor het com­plement dat op zijn beurt ­bindt op het anti­geen-anti­li­chaam-com­plex (com­ple­mentbin­dingsre­actie).
 
Het uitzonderlijke be­lang dat de ontdekking van deze funda­mentele ele­men­ten van de humorale immuni­teit voor de genees­kunde betekent, hoeft ver­der geen betoog. Door bij­voor­beeld het se­rum van een patiënt in contact te brengen met een suspensie van geken­de ziekteverwek­kende micro­ben, kan men de aanwe­zig­heid van speci­fieke antili­chamen tegen deze micro­ben in het serum opspo­ren; hiermee wordt het bewijs geleverd dat bij de patië­nt wel dege­lijk een infectie door deze microben werd veroor­zaakt. De com­plement­bin­dingsre­actie speelt ook een be­langrijke rol bij de dia­gnos­e van infectie­ziek­ten. Men weet dat het com­plement zich uitsluitend bindt op het complex dat ge­vormd wordt door de microbe en het speci­fiek antili­chaam. Wanneer men het serum van de patiënt in con­tact brengt met een microbe en vastge­steld wordt dat er een com­plex gevormd wordt ­waa­rop het comple­ment zich bindt, bete­kent dit dat in het se­rum van de patiënt het met de microbe overeen­stem­mend speci­fiek antili­chaam aanwezig is; hier­mee wordt het bewijs gele­verd dat deze mi­crobe aan­wezig is of was bij de pati­ënt. Het wetenschappe­lijk werk van J. Bor­det bleef niet beperkt tot de funda­mentele ontdekking op het ge­bied van de humorale immuni­teit, zoals we die hier in het kort hebben geschetst. Van de andere studies­ waar­aan hij zich wijdde, vermelden wij hier al­leen maar zijn ont­dek­king, samen met Gengou, van de kink­hoest­ba­cil in 1906.
 
 Ondanks het aan­dringen van het Insti­tuut Pasteur van Parijs, komt Bor­det in 1901, op verzoek van de Pro­vin­cie Brabant terug naar België om er een Insti­tuut voor Bacteri­o­logie op te richten en te leiden. Dit Instituut ver­kreeg kort daarna de naam Instituut Pasteur van Bra­bant, dank zij de toe­stem­ming van Me­vrouw Pas­teur. In 1907, wees de "Univer­sité Libre de Bru­xel­les" aan J. Bordet de leer­stoel Bac­te­riologie toe aan de Facul­teit voor Genees­kunde. Hij bleef er doceren tot 1937. In 1919 werd zijn werk over de immuni­teit met de Nobel­prijs be­kroo­nd.
 
Bij zijn opruststel­ling in 1940 werd Jules Bordet als di­rec­teur van het Instituut Pas­teur van Bra­bant opgevolgd door zijn zoon, Profes­sor Paul Bor­det. Jules Bordet verliet noch­tans zo maar niet het Instituut waar hij zoveel van zich­zelf had gegeven. Nog vele jaren bleef hij de acti­vitei­ten in het Insti­tuut volgen, en vooral de ont­wikke­lin­gen van het weten­schappe­lijk onder­zoek.
 
Zijn overlijden in 1961, werd door zijn vroe­gere mede­wer­kers in het Instituut als een pijnlijk verlies aange­voeld. Maar dank zij de wetenschappe­lijke vorming die hij hen had meege­geven en in hen bleef voortleven, kon­den zij samen met een nieu­we generatie het werk dat in het begin van deze eeuw een aan­vang nam voortzet­ten, met ver­trou­wen en met de vaste wil om te sla­gen.
 
 
Jacques BEUMER, eredirecteur van het Instituut Pasteur van Brussel

 

Documents joints